Haven van Antwerpen
De haven van Antwerpen is een groot havengebied ten noorden van de Belgische stad Antwerpen. De haven ligt langs de Schelde, en is met sluizen verbonden met de haven. Zo is er geen eb en vloed in de haven.
Voor stukgoed is Antwerpen een van de grootste havens van Europa.
De haven is verbonden met de Noordzee via de Westerschelde. De haven van Antwerpen speelt een belangrijke rol in de internationale handel. Ze is diep in het binnenland gelegen waardoor de af te leggen afstanden voor spoor- of wegvervoer opmerkelijk verminderen.
Dit speelt in het voordeel van het containervervoer, dat veel gebruikmaakt van deze transportmogelijkheden. Het containervervoer is vanaf de jaren 50 sterk toegenomen, vooral door de toenmalige Waalse economie. Eenheidsladingen zijn nu eenmaal makkelijker te vervoeren en eenvoudiger te behandelen. Niet alleen de traditionele producten, zoals textiel en elektronica, worden per container vervoerd maar ook vruchten, luxeauto’s en andere nieuwe producten verschijnen op de containermarkt.
In de 12e eeuw werd Antwerpen voor het eerst vermeld als haven voor inscheping van passagiers naar Engeland en Zeeland, en als goederenhaven voor Duitse Rijn- en Moezelwijn met de bestemming Engeland. De haven kende een bloeitijd van 1200 tot 1350 dankzij de ontwikkeling van de lakenindustrie. In de 16e eeuw was er een groeiende export van lokale goederen naar onder andere Frankrijk, Spanje en Portugal en Marokko. In 1550 beschikte de haven over tien aanlegsteigers langs de Schelde en over acht binnenhavens
Antwerpen werd in de zestiende eeuw het centrum van de wereldeconomie en de handel groeide exponentieel. Grotere zeeschepen konden de vlieten niet gebruiken omdat deze droogvielen bij eb en de capaciteit van de aanlegsteigers langs de Schelde werd bereikt. Grotere schepen moesten soms weken wachten alvorens zij konden lossen en laden. Mede daarom ontwierp Gilbert Van Schoonbeke een plan voor een noordelijke stadsuitbreiding. Er werden drie vlieten gegraven (Brouwersvliet, Timmervliet en Middelvliet) die van de Schelde afgesloten werden met sluizen. Hierdoor bleef het waterniveau in de vlieten stabiel en konden deze gebruikt worden door grotere zeeschepen. Vooral de Middelvliet was de trots van Antwerpen. Schepen tot 200 ton konden hier laden en lossen. De terreinen tussen de vlieten van de Nieuwe Stad werden in de volksmond "het Eilandje genoemd, niet te verwarren het huidige Eilandje dat meer naar het noorden ligt tussen de Schelde het Bonaparte dok en het zuidelijke Kattendijk dok en de Kattendijksluis.
De Spaanse inval in 1585 leidde tot een blokkade van de Schelde door de Nederlanders en resulteerde in een neergang van de handel. In de daarop volgende twee eeuwen stagneerde de ontwikkeling van de haven.
Het belang van Antwerpen als havenstad kreeg een nieuwe impuls door Napoleon Bonaparte. Hij gaf opdracht voor de aanleg van het eerste dok in 1811; dit dok kreeg de naam le petit bassin. Pas in 1903 werd het dok naar de keizer vernoemd en kreeg de naam "Bonapartedok". Het Willemdok, naar koning Willem I der Nederlanden, kwam in 1813 in gebruik als le grand bassin. In 1815 schonk de koning der Nederlanden het aan de Stad Antwerpen.